De menselijke eicel en de zaadcellen 

Voor een bevruchting zijn een eicel en een zaadcel nodig. De cellen versmelten en de chromosomen komen bij elkaar en dan kan de zygote (= bevruchte eicel) zich gaan delen. Eerst zullen we naar de eicel en de zaadcel kijken. Geen menselijke cellen zijn zo verschillend en horen zo bij elkaar.

De eicel en de zaadcellen

Grootte en vorm

De eicel is de grootste cel van de mens. Zij meet 0,15 – 0,2 mm en is net met het blote oog zichtbaar. Zij is ook de meest ronde cel, bijna perfect rond (afb. 4). Ze heeft daarmee het grootste volume ten opzichte van de oppervlakte. De cel bestaat uit veel cytoplasma (= celvocht), waarin de kern is opgelost tot vlak voor de bevruchting.

Zaadcellen zijn de kleinste menselijke cellen. Ze zijn niet meer dan kernmassa met wat cytoplasma en mitochondriën (de energieleveranciers van de cel) en door de lange staart zijn ze ook de meest rechte cellen.

Eicel en zaadcel zijn elkaars tegenovergestelde. Groot versus klein, rond versus recht, cytoplasma versus kern. Maar ze horen ook bij elkaar als we de eicel als een bol opvatten en de rechte zaadcel als de bijbehorende straal.

Het is niet helemaal waar dat ze de grootste en de kleinste cellen zijn. In het ruggemerg is er een grotere cel, in de kleine hersenen is er een kleinere cel. Dit doet aan het principe geen afbreuk. Het verschil tussen eicel en zaadcel blijft enorm groot.


Zaadcel (A ) en eicel (C). B geeft de zaadcel weer in verhouding tot de eicel

Beweeglijkheid

Het cytoplasma van een cel is beweeglijk, de kern is dat niet. Omdat de eicel voornamelijk uit cytoplasma bestaat is zij inwendig beweeglijk. De kernmassa is er in uitgebreid (dus niet opgerold) en is eveneens actief en beweeglijk. De zaadcellen zijn met hun geconcentreerde DNA-kern kristallijn en gestructureerd. Die cellen zijn verstard.

Daar staat tegenover dat de eicel uitwendig niet actief is. Ze wordt na het vrijkomen passief voortbewogen door de vloeistofstroom in de eileider, terwijl de zaadcellen juist actief zijn en zich met hun staart voortbewegen, tegen de stroom in nog wel.

Inwendig beweeglijk en uitwendig passief bij de eicel staat tegenover inwendig gestructureerd en uitwendig actief bij de zaadcellen. In beide cellen zien we een polariteit en beide zijn weer polair tegenover elkaar: een dubbele polariteit.

Stofwisseling

Een eicel is een stofwisselingsactieve cel, die stoffen opneemt en afgeeft. Bijvoorbeeld stoffen die de baarmoeder beïnvloeden en stoffen die de zaadcellen aantrekken. Ze leeft maar 12 tot 24 uur in haar eigen omgeving en kan niet bewaard worden. Ze kan makkelijk kapot gaan. Zij is actief en open naar de omgeving.

Zaadcellen nemen geen stoffen op of geven die af. Er is geen interactie met de omgeving. Ze leven circa 3 tot 5 dagen in de baarmoeder en kunnen worden bewaard en ingevroren bij temperaturen lager dan 60°C. Ze zijn niet makkelijk kapot te maken.

Het opene en kwetsbare van de eicel staat tegenover het geslotene en robuuste van de zaadcel.

Sinds een aantal jaren kan een eicel worden ingevroren door vitrificatie, een proces waarbij het water wordt verwijderd en vervangen door een geconcentreerde vloeistof, waardoor er bij het invriezen geen kristallen ontstaan, die de chromosomen beschadigen.

Aantal

Voor een bevruchting zijn er één eicel en miljoenen zaadcellen nodig. Een man met minder dan 20 – 40 miljoen zaadcellen in een zaadlozing is onvruchtbaar. Er zijn er zoveel nodig omdat de meeste de eicel niet bereiken, ze verongelukken of blijven steken achter obstakels. Ook voor de bevruchting is er meer dan één nodig, zie de pagina Conceptie.

De eicel is alleen en ertegenover staat de enorme hoeveelheid zaadcellen. Eén zaadcel betekent niets, één eicel is allesbepalend. Eén is tegengesteld aan miljoenen. Eén omvat alles, terwijl de zaadcellen onbetekenend zijn, op zichzelf geen betekenis hebben.

Plaats

De eicellen ontwikkelen zich in de twee eierstokken die in de warme buikholte liggen, de zaadcellen in de teelballen die zich net buiten het lichaam bevinden en wat kouder zijn.

De eicel ontwikkelt zich bij warme omstandigheden en zaadcellen bij relatieve koude.

Ontwikkeling

Eicellen worden al voor de geboorte in een enorm groot aantal aangelegd en daarna is er een voortdurend proces van afsterven, zodat er bij de geboorte nog 2 miljoen (!) over zijn. Dat sterven gaat na de geboorte door. Aan het begin van de puberteit resteren er nog 40.000 eicellen. Daarna gaat er iedere vier weken een aantal op weg om rijp te worden. Daarvan wordt er echter slechts één rijp, de rest sterft af. In totaal rijpen er circa 400 eicellen (13 per jaar gedurende 30 jaar). Bij de menopauze (= overgang) zijn er geen eicellen-in-aanleg meer over.

Bij de man is er een heel ander proces gaande. De eerste zaadcellen worden pas met de puberteit gevormd, daarvoor zijn ze er niet. Daarna gaat het altijd maar door, honderden per seconde, miljoenen per dag. Ze worden steeds nieuw gevormd.

Eicellen zijn oude cellen, die rijpen. Zaadcellen zijn jonge cellen, die steeds nieuw worden gevormd. Eicellen sterven af. De rijping is een aflopend proces, het houdt op. De vorming van de zaadcellen is een vitaal proces, dat nooit ophoudt.

Rijping

Vanuit een eicel-in-aanleg ontstaat één eicel, de rest van de kernmassa wordt als poollichaampjes afgescheiden. De cel groeit tijdens de rijping, de hoeveelheid cytoplasma neemt toe. Tijdens de rijping beweegt de eicel van het midden van de eierstok naar de rand.

Uit een zaadcel-in-aanleg ontstaan vier zaadcellen en alle cytoplasma wordt uitgescheiden, de cel wordt steeds kleiner. Zaadcellen worden aan de rand van de testis gemaakt en worden in het binnenste bewaard.

Bij de eicel is er concentratie op de ene cel, die allesbepalend is en uitdijt in volume. Bij de zaadcellen is er concentratie van materiaal en uitdijing van het aantal. Eicellen bewegen van binnen naar buiten, zaadcellen van buiten naar binnen.

Conclusie

Eicel en zaadcellen zijn in hun verschijning en eigenschappen steeds elkaars tegenpool. Groot versus klein, inwendig actief versus uitwendig actief, oud versus jong, concentratie versus veelheid, etc. Er worden twee cellen gevormd die maximaal van elkaar verschillen en tot het uiterste lijken te gaan in hun eigenheid. Ze kunnen sterven of elkaar vinden en met de bevruchting de tegenstellingen oplossen, om zo een nieuwe mens te laten ontstaan met alle celvormen die tussen de twee extremen liggen.

eicel zaadcel
grootte grootste cel kleinste cel
vorm rond recht
inwendige beweging beweeglijk cytoplasma verstard kernmateriaal
uitwendige beweging passief voortbewogen beweegt zich actief voort
stofwisseling actief nauwelijks
open naar de omgeving ja nee
aantal een miljoenen
waar geproduceerd in het lichaam (eierstokken) buiten het lichaam
temperatuur warm relatief koud
wanneer gevormd voor de geboorte vanaf de puberteit
leeftijd oud jong
tot wanneer gevormd overgang altijd
rijping toename van volume afname van volume
leeft kort lang
bewaarbaar nee ja, in te vriezen

Verschillen tussen eicel en zaadcel

Het ontstaan van de eicel

Eicellen worden in miljoenvoud al in de embryonale fase aangelegd en hun aantal wordt allengs minder. De eicellen liggen afgezonderd van elkaar en zijn omgeven door een laagje andere cellen. Ze leiden in de primordiale follikels (= oorspronkelijke blaasjes) een rustend bestaan. In afb. 5 is van links (primordiale follikels) met de klok mee de ontwikkeling van de eicel te zien.

  1. De ontwikkeling begint met het dikker worden van de omringende laag voedingscellen, dit wordt de primaire follikel (= eerste blaasje) genoemd.
  2. Daaruit ontstaat de secundaire follikel (= tweede blaasje), doordat in de laag voedingscellen het antrum (= holte) ontstaat. De eicel wordt tevens groter. De follikel produceert oestrogeen, een hormoon dat de baarmoederwand dikker laat worden.
  3. Het antrum wordt groter. Om de eicel wordt een laag gevormd die de zona pellucida (= doorschijnende laag) wordt genoemd. Daaromheen zitten de voedingscellen in de corona radiata (= uitstralende krans). De groei van de eicel gaat door. De wand van de baarmoeder blijft dikker worden.
  4. Daarna wordt de eicel weggeschoten in de buikholte, waar zij door de eitrechter van de eileider wordt opgevangen. Er is een moment dat de eicel vrij in de buikholte zweeft. Het opvangen is een actief proces van de eileider. De overblijvende holte wordt het corpus luteum (= gele lichaampje), dat progesteron produceert, wat ook een rol speelt bij het dikker worden van de baarmoederwand, zodat die de bevruchte eicel kan opnemen. Komt het niet tot een bevruchting dan laat de verdikte wand los en treedt menstruatie op.


Oogenese, de ontwikkeling van de eicel in de eierstok (van het internet)

Konig (1986) ziet een overeenkomst tussen de ontwikkeling van de eicel en de ontwikkeling van de aarde, zoals die in de antroposofie door Rudolf Steiner wordt beschreven:

  1. De eicel is jarenlang omgeven door het weefsel van de eierstok. Hij vergelijkt dit met de Warmtefase van de aarde, ofwel de Saturnusfase.
  2. De laag voedingscellen wordt dikker, de eicel komt meer en meer op zichzelf te staan. Hij vergelijkt dit met de Luchtfase of de Zonfase van de aarde.
  3. In de laag voedingscellen ontstaat het met vocht gevulde antrum. Dit wordt vergeleken met de Waterfase of de Maanfase van de aarde.
  4. Het vrijkomen van de eicel vergelijkt hij met de (huidige) vaste of Aardefase. De cel staat op zichzelf en kan zich verder ontwikkelen of zij zal sterven.

Het ontstaan van zaadcellen

Vanuit een geslachtscel worden door deling vier gelijke zaadcellen gevormd. Om de kern wordt een hard kapje gevormd, het acrosoom (acros = top, soma = lichaam). Daarna wordt er cytoplasma uitgestoten en wordt de cel kleiner. De mitochondriën verplaatsen zich naar het begin van de staart, die daar dikker is en langer wordt. De cellen worden circa 60 dagen bewaard, waarna ze worden geresorbeerd. Als er een wolkje cytoplasma bij de kern achterblijft is de zaadcel beschadigd en komt hij slecht vooruit.


De ontwikkeling van de zaadcellen of de spermatogenese

 « 12345678910 » 

Gebaseerd op:

© Erven Tom van Gelder - AntroVista Archief Netwerk