Wat is het moeilijkste van alles?
Dat wat het makkelijkste lijkt:
Te kunnen begrijpen
wat je met de ogen ziet.
J. W. Goethe
Wanneer je het begrip hebt gevonden voor hetgeen je hebt waargenomen, ben je tevreden. Je hebt iets interessants waargenomen en je weet wat het is. De eerste keer dat je een merel herkent ben je blij, je weet wat je ziet. Dat blijft een tijdje zo. Maar als je geen nieuwe ontdekkingen doet, denk je na een tijdje: “Goh, weer een merel”. Tenslotte denk je: “Ach, weer een merel” en ben je alleen nog blij wanneer je een zeldzame vogel, zoals een rode wouw of een grote zilverreiger ziet. Wanneer je geen nieuwe waarnemingen doet, dooft je interesse. Op deze manier sluit je de waarneming af. Het begrip blijft dan relatief leeg.
Voor veel voorwerpen is het niet bezwaarlijk dat we niet verder kijken. Met name geldt dat voor praktische dingen. Als je met de bus moet, dan is het genoeg dat je weet dat je een gele bus moet hebben. Dat er aan de bus nog veel meer is waar te nemen is voor de meeste passagiers niet belangrijk. Pas als de busmaatschappij de bussen groen of rood verft, let je weer even op.
Bij andere dingen is het niet moeilijk in te zien dat het afsluiten van een begrip hetgeen je hebt waargenomen te kort doet. Dat geldt al voor een merel, maar neem in plaats van een merel eens iemand die je kent. Zie je deze mens iedere dag als dezelfde persoon (“Ach, daar heb je Maria weer.”) of ben je geïnteresseerd in haar, in wie zij is en hoe het vandaag met haar gaat? Dan blijkt dat het van belang is dat je je bewust bent van je interesse en houding, omdat hij grote gevolgen heeft voor hoe we elkaar zien en met elkaar omgaan.
Wanneer je al tevreden bent met “Ach, daar heb je Maria weer.” of “Ach, weer een merel.” verengt je beeld van Maria of de merel zich tot een standaard, dooft je interesse uit, zie je veranderingen niet meer en kom je te leven in een wereld van standaardvoorwerpen.
Je kunt het begrip zien als een vat dat je kunt vullen met waarnemingen. Van een merel kun je allerlei waarnemingen doen. Zo zal al direct zijn opgevallen dat vrouwtjes egaal bruin zijn. Later kan het opvallen dat een merel een keer een worm in zijn bek heeft, dat hij op een bepaalde manier en vaak bij het vallen van de avond vanaf de dakrand zingt, dat hij in het voorjaar andere mannetjes achtervolgt, dat hij al vroeg in de lente jongen heeft, dat zijn zang melancholiek klinkt etc. Wanneer je aandacht hebt en dus je oordeel (“ha, een merel”) even terughoudt, kun je veel waarnemen. Van ieder organisme kun je veel waarnemingen te doen die je allemaal in het begrip merel kunt onderbrengen. Tegelijk breid je je begrippen uit: voedsel, zang, broeden, etc. Je neemt dus allerlei aspecten van een merel waar en leert hem daardoor steeds beter kennen, dat wil zeggen je leert de vogelsoort merel steeds beter kennen.
Opvallend is dat je meestal begint met het onderscheiden van de verschillende soorten en dat er daarna vaak interesse ontstaat voor andere aspecten, zoals het gedrag, het voedsel, de omgeving waar ze voorkomen, het jaargetijde dat je ze kunt zien, nestelen, etc. Dit is algemeen geldig: interesse en aandacht ontsluiten steeds nieuwe werelden van kennis en begrippen.
In vergelijking met het voorgaande, waarin het begrip een standaard werd, verbreedt je beeld zich, het begrip merel wordt rijker. Tevens wordt je omgeving interessanter, omdat die voortdurend iets nieuws laat zien.
Behalve dat je een soort kunt waarnemen, kun je ook een individu waarnemen. Wanneer je een paartje merels dat in de tuin broedt met enige aandacht waarneemt, zullen je allerlei verschijnselen opvallen die specifiek zijn voor dit ene paartje. Dit paartje doet de dingen die alle merels doen, maar ze doen dit op hun eigen manier. Dit is ook bij bomen en planten zo. Iedere eik is een eik, maar de eik bij jou in het park is net anders dan alle andere eiken en je kunt hem na enige tijd onderscheiden van al die andere eiken. Aan iedere boom kunnen we dus algemene en individuele kenmerken zien. Zo kun je het begrip van een individueel organisme met waarnemingen vullen en steeds rijker maken.
Zo ook het volgende. Bij een appelboom waarvan je een kant kunt zien en waar veel rode appels in hangen, stel je je automatisch voor dat aan de andere kant ook rode appeltjes hangen. Als je gaat kijken blijkt echter dat de appeltjes geler zijn dan je dacht. Die kant heeft minder zon gehad.
De meeste voorwerpen die we zien zijn driedimensionaal. Die kunnen we dus niet in een oogopslag zien. Willen we het voorwerp helemaal zien, dan moeten we het van verschillende kanten bekijken. Ook hier heb je van een individu meer waarnemingen. Nu echter geen verschillende aspecten, maar waarnemingen van verschillende kanten.
De waarnemingen van de soort en het individu vullen elkaar aan. Het individuele van het ene paartje of van de ene boom krijgt perspectief door de waarnemingen van de soort en andersom is het begrip van de soort opgebouwd uit waarnemingen van vele individuen en wordt daarmee veelzijdiger en brengt je dichter bij het karakteristieke van de soort.
Er zijn drie mogelijkheden:
Alle koeien zijn koeien (je weet genoeg, de interesse dooft uit). Er zijn rassen en binnen die rassen heeft iedere boer zijn eigen kudde dieren aangepast aan zijn bedrijf en persoonlijkheid (je zoekt naar soorteigenschappen) en binnen een kudde is iedere koe anders (je zoekt naar het individuele).
Ieder van de aspecten die je van een merel kunt bekijken, kan tot een blikrichting worden. Dit doe je doordat je gaat kijken naar de vorm van de snavel van alle vogels die je ziet, of naar het voedsel dat ze eten, of het nest dat ze bouwen, de kleur van de eieren, etc. Bij een ander e soort kan dan iets opvallen dat je bij de merel nog niet eerder hebt gezien. Zo kun je heen en weer gaan. Het helpt om de verschillen beter te zien en om ze beter te kunnen karakteriseren. Met name in een nieuwe of onoverzichtelijke situatie helpt het om van een waarneming gedurende korte tijd een blikrichting te maken.
Het voorbeeld is met vele uit te breiden. Als we naar verschillende bomen en struiken kijken, dan kan opvallen dat bij een hazelaar de blaadjes verspreid staan en bij de liguster tegenover elkaar. We kunnen ons dan afvragen hoe dit bij andere struiken is en bij alle struiken naar de vertakkingswijze kijken.
Als je snel tevreden bent met een verschijnsel of als je waarnemingen aanvult met algemene kennis en wetmatigheden, dan ga je aan de rijke inhoud van je waarnemingen voorbij. Je komt dan tot uitspraken als: “Vogels broeden hun eieren uit.”, “Vogels vliegen.”, etc. Hoe meer je in vastgelegde begrippen en wetmatigheden denkt, hoe minder je geïnteresseerd bent in wat er zich werkelijk afspeelt. Je kijkt dan niet meer en je verwondering krijgt geen kans om nieuwe dingen te zien. Het beeld dat je van iets bewaart, hoeft niet overeen te komen met het verschijnsel.
Er zijn veel situaties waarin een beperkte waarneming wordt aangevuld met algemene kennis. Je trekt dan een conclusie, die niet met de werkelijkheid in overeenstemming hoeft te zijn. In het geval dat je van een voorwerp verschillende aspecten wilt bekijken, moet je meer tijd in de waarneming(en) steken en moet je verschillende waarnemingen met elkaar verbinden. Er ontstaat dan een beeld dat meer met de werkelijkheid overeenkomt.
Wanneer je koeien behandelt naar hun 'alleen maar' koe-zijn, dan ga je uit van een algemeen en weinig gevuld begrip van de koe. Ga je uit van het ras dan werk je al wat specifieker. En ga je uit van de eigenschappen van deze kudde en beter nog van het individuele dier, dan kun je gericht werken aan selectie, voeding en het oplossen van problemen.
Wanneer je alleen maar ziet dat koeien elkaar verwonden met hun hoorns en niet dat er ook een relatie is tussen de spijsvertering van hoefdieren en hoorns (zie onder dierkunde), dan kun je ertoe over gaan om de lastige hoorns van koeien te verwijderen, zonder dat je je bekommert over gevolgen die je niet hebt bestudeerd.
Ach, weer een merel?
Nest van een merel met blauwe eieren
Jongen in het nest van de merel
Vertakkingswijzen
Zoek in je herinnering naar voorbeelden van de drie manieren van omgaan met een begrip. Wissel die in een groepje uit. Kun je patronen ontdekken? Bijvoorbeeld waar je interesse altijd uitdooft en waar je interesse op het type en waar op het individu gericht blijft?
Zoek voorbeelden van automatische, gestandaardiseerde omgang met dingen en van steeds opnieuw waarnemen. Kun je ontdekken wat de gevolgen van het een en het ander zijn? Wissel ook dit uit in een groepje. Kun je patronen ontdekken?
Neem een driedimensionaal voorwerp. Neem het van één kant waar, stel je de andere kant voor. Ga daarna kijken en beschrijf het verschil. Om deze oefening duidelijker te krijgen is het aan te raden alle stappen te tekenen of boetseren. Dus eerst de voorkant, dan de bedachte achterkant en ten slotte de waargenomen achterkant.
Een variant voor een groep: In het midden staat onder een doek een samengesteld driedimensionaal voorwerp. De deelnemers komen binnen en gaan aan tafels om het voorwerp heen staan. Vervolgens wordt het doek weggehaald, iedereen ziet alleen zijn kant van het voorwerp. Daarna wordt het voorwerp geboetseerd, de voorkant zoals die is en de achterkant zoals men die zich voorstelt. Wel kan men naar opzij kijken, daar boetseren de andere deelnemers iets dat men zelf net niet kan zien. Men kan zo aanwijzingen krijgen voor de achterkant. Men moet ook proberen een overgang te maken tussen het beeld links en het beeld rechts. Aan het eind kan men rondlopen en dan blijkt of men zich de achterkant juist heeft voorgesteld of niet.
Neem de lengtegroei waar van een plant. Meet daartoe de lengte tussen de bladeren, de internodiumlengte. Meet daarna de internodiumlengte van planten op verschillende standplaatsen (zand, klei, licht, donker), of van verschillende plantensoorten. Internodiumlengte is een blikrichting. Welk inzicht brengt deze oefening?