Kijkt men eens naar de vertering van de koe.
Dat is mooi,
Dat is geweldig,
Dat is iets ongelofelijk geestelijks.
Rudolf Steiner
Introductie
Bovenstaande afbeelding kan worden opgevat als “de koe bij de hoorns vatten”. Is dat wel zo? De hand lijkt de hoorn niet te grijpen, maar iets te voelen. De temperatuur bijvoorbeeld. Aan de basis van een hoorn kan men de temperatuur voelen van een koe en waarnemen of zij verhoging heeft.
De meeste koeien hebben geen hoorns meer. De boer haalt ze weg. Hoorns zijn lastig omdat koeien ze gebruiken om de rangorde vast te stellen en elkaar ermee verwonden wanneer het ondergeschikte dier niet weg kan komen. Toch zijn er boeren die koeien met hoorns hebben en waar de koeien elkaar niet verwonden. Dat kan doordat zij een ruime stal hebben, die doordacht is ingericht en zij op een rustige manier met hun vee omgaan.
Waarom hebben koeien eigenlijk twee hoorns en een neushoorn een of twee, maar dan achter elkaar? Zijn hoorns wapens of zijn ze om te imponeren? Of dienen ze nog andere doelen? Is er een relatie met de spijsvertering van de koe? In zijn voordrachten over biologisch-dynamische landbouw wijst Rudolf Steiner juist daarop.
Alle dieren bepalen op een of andere wijze wie een territorium bezit en wie niet, wie de leider van de kudde is en wie daarna komt, etc. Alle dieren gaan op de een of andere manier de strijd aan met elkaar. Koeien met dreigingen van hun lichaam en hun hoorns, herten met hun gewei. Maar als het gewei van herten groeit, dan gebruiken ze hun voorpoten om te vechten. Natuurlijk vechten ook dieren die geen hoorns of gewei hebben met elkaar. Paarden slaan met hun poten en bijten, giraffen slaan met hun nekken tegen elkaar aan, nijlpaarden door veel te poepen.
Maar hebben giraffen alleen een nek om mee te vechten en paarden alleen poten en een gebit, zoals een koe hoorns heeft? Dat zal niemand beweren. Dieren vechten allemaal met de lichaamsdelen die ze hebben en die hebben ze niet alleen om hun rangorde mee vast te stellen. Nee, giraffen hebben juist hun lange poten en hun lange nek om blaadjes hoog in bomen te kunnen eten. Maar helaas heeft dit tot gevolg dat ze moeilijk kunnen drinken, omdat hun poten te lang zijn. Ze hebben eigenlijk een te korte nek.
Morris bespreekt in zijn boek 'Waarom hebben zebra's strepen' negen theorieën over de reden van de strepen van zebra's. Hij verwerpt ze allemaal. Ze zijn allemaal een beetje waar en een beetje onwaar. Seidensticker schrijft in Katachtige Roofdieren “we weten verbazend weinig over het 'hoe' en 'waarom' van de vachtpatronen bij katten”. De vacht wordt veelal verklaard vanuit het zichtbaar zijn voor vijanden of soortgenoten. Zo worden de witte vlekken op de achterkant van oren gezien als een baken dat jongen kunnen volgen. Maar hoe doen katten dat die geen witte vlekken op de oren hebben? Hun jongen raken echt niet zoek.
Of neem het nijlpaard, dat een groot deel van zijn leven in het water doorbrengt. Hij rust er, verteert zijn voedsel en baart en zoogt er zijn jongen. Neusgaten, ogen en oren liggen in een vlak en zelfs tijdens zijn slaap komt hij automatisch naar boven om adem te halen. Nijlpaard en water horen bij elkaar. Verdroogt een gebied, trekt het nijlpaard weg. Lichaam en gedrag en omgeving horen bij elkaar. Het zijn twee delen van een groter geheel.
Wat maakt een dier en zijn omgeving tot een geheel? Wat is het dat boven de kenmerken uitstijgt? Bij dieren vinden we dat op het niveau van het “zielelichaam”, het niet-fysieke lichaam dat de dierlijke functies omvat en denken (en waarnemen), voelen en doen (of willen). Zie voor een uileg ook de pagina Driegeleding van de mens.
Bij de mens zijn denken, voelen en doen in een bepaalde harmonie aanwezig. Bij zoogdieren zien we eenzijdigheid. Rudolf Steiner heeft de mens “de samenvatting van het dierenrijk” genoemd. Wat bij de mens is samengevat, komt bij het dier uiteengevallen te voorschijn. Zo kunnen we waarnemingsdieren, gevoelsdieren en wilsdieren verwachten.
Om te onderzoeken welk dier wat is zullen we kijken naar de zintuigen en het gedrag (waarnemen), hart en longen (gevoel) en spijsvertering en voedsel, voortplanting en voortbeweging (doen). De organen die hierbij horen worden samengenomen als zenuw-zintuigstelsel, hart-longstelsel en stofwisseling-ledematenstelsel. Zie ook hiervoor de pagina Driegeleding van de mens.
Ik baseer me op “Säugetier und Mensch” van Wolfgang Schad. Het materiaal dat hij bijeen heeft gebracht en de theorie en indeling die hij heeft ontwikkeld zijn door mij aangevuld en uitgebouwd. De driegelede dierkunde is nog niet af. Er kunnen nog vele vragen worden gesteld en vele antwoorden worden vermoed.
Dat de hoefdieren uitvoeriger dan andere groepen aan de orde komen, heeft ermee te maken dat het voor het biologisch-dynamisch agrarisch onderwijs is uitgewerkt. Vanuit het overzicht van de hoefdieren kan de plaats van de landbouwhuisdieren duidelijk worden. Uit de gegevens en de plaats die een dier inneemt kunnen conclusies worden getrokken over de veehouderij, de voeding, de fokkerij, etc.
Verwantschapsdiagrammen van dieren zijn altijd tweegeleed, een groep dieren wordt steeds in tweeën gedeeld. Dit is een keuze. Hoefdieren worden verdeeld in onevenhoevigen en evenhoevigen (kenmerk 1 en 3 / 2 en 4 tenen), de evenhoevigen worden verdeeld in dieren met één maag (varkensachtigen) en dieren met meer magen (herkauwers). Er kan ook direct op twee kenmerken worden ingedeeld en dan ontstaan er drie groepen (onevenhoevigen met één maag, evenhoevigen met één maag en evenhoevigen met meer magen). Een dichotome indeling wordt niet door de diergroepen zelf aangegeven. Ten gevolge van het uitgangspunt van de driegeleding, zal hier steeds een verdeling in drieën worden gemaakt. Ook dat is een keuze. Door deze indeling worden er patronen zichtbaar, die het begrijpelijk maken dat de giraffe een lange nek heeft, dat een tijger gestreept is en waarom er geen hoornloze koeien zijn.
In de inleiding van een serie Engelse televisieprogramma's over DNA werd gesteld: “Every form of life on earth is an accident. And accidentally each creature changed over millions of years into another variety and so gave rise to the amazing variety of life on earth.” Vertaald is dat: “Iedere vorm van leven op aarde is toevallig, een ongeluk. En per ongeluk veranderde ieder organisme in miljoenen jaren in een andere soort en zo ontstond de verbazingwekkende variatie in leven op aarde.” Dit is het uitgangspunt van de neo-darwinistische manier om naar planten en dieren te kijken.
Is het werkelijk zo dat ieder organisme op aarde per ongeluk is ontstaan en toevallig aanwezig is? Want betekent dat niet dat ook ik per ongeluk en toevallig aanwezig ben? Beleef ik mij ook werkelijk als toevallig, als een ongelukje?
Voor Darwin eind achttiende eeuw zijn theorie publiceerde over de verandering en het ontstaan van soorten, heerste er een statisch natuurbeeld. De natuur als door God geschapen. De zienswijze dat onveranderlijk is, is lang overheersend geweest. Er werd een andere zienswijze mogelijk doordat er fossielen werden gevonden en er reeksen konden worden opgesteld van uitgestorven soorten die uitmondden in de huidige soorten.
De vraag is of er nog een manier is om naar de natuur te kijken die beide zienswijzen omvat. Een zienswijze, die uitgaat van het geestelijke of Goddelijke in de natuur en van ontwikkeling en evolutie, zoals Darwin dat heeft beschreven. Dit sluit aan bij de ervaring dat een mens zich niet alleen als een lichaam, maar ook als een geestelijk wezen, dat in ontwikkeling is, beleeft. Zo kan er een plaats voor God of – breder – een geestelijke wereld zijn in de biologie. Driegelede dierkunde is een poging daartoe.
Koe met hoorns
Onthoornde koe: wat mist dit dier nog meer dan
zijn hoorns?
Giraffen slaan elkaar met de nek
Een giraf die drinkt zet zijn poten ver uiteen om bij het water te komen
Waarom heeft een tijger strepen?
Nijlpaard en water vormen een geheel
Een hoorn op je neus, waarom?
Chimpansee: toevallig ontstaan?