Een mens wordt niet een mens,
maar is mens.
Erich Blechschmidt
In de vierde week groeit het embryo (de kiemschijf) van ca 2 naar ca 6 mm. De processen van de derde week (vorming neurale buis, bloedsomloop) lopen in de vierde week door. Tegelijk neemt het amnion enorm in omvang toe, terwijl de dooierzak dat niet doet. Daardoor krijgt de embryonale schijf een min of meer ovale cylindrische vorm.
In de derde week heeft de embryonale schijf dikte gekregen en is er een symmetrie-as ontstaan. De weefsels van de embryonale schijf lopen in de weefsels van de omhullende organen door: ectoderm in de amnionwand, entoderm in de dooierwand en mesoderm in het extra-embryonaal mesoderm en in de hechtsteel. Het ectoderm bevindt zich aan de rugkant, het entoderm aan de buikkant van het embryo. Het embryo is aan alle kanten nog een open schijf.
Om een afgesloten lichaam te laten ontstaan, zodat het organisme op zichzelf kan staan, zal er een huid om het hele embryo heen worden gevormd. Dat gebeurt doordat het amnion enorm groeit en door de amnionvloeistof naar buiten wordt gedrukt. De dooierzak groeit niet en wordt slap. Daardoor groeit het amnion om de kiemschijf heen. Dat gebeurt rondom: bij het hoofd, bij de stuit en aan de beide zijkanten. Aan de hoofdkant gaat het sneller dan aan de stuitkant. In de afbeeldingen 28 – 31 is dat weergegeven. Het is een lastig voorstelbaar driedimensionaal proces. Het vergelijken en natekenen van de doorsneden en het maken van andere doorsneden (bv. door het hart) is aanbevolen om het proces te vervolgen.
Afb. 32 laat twee zijaanzichten zien van het embryo in de vierde week. Op de tekening van het midden van de vierde week, de 24ste dag, (afb. 32 links, komt overeen met afb. 29) omhult het amnion de embryonale schijf en ontstaat het cilindervormige embryo. Zichtbaar is de grote bult van het hart dat al van zijn craniale plaats boven het hoofd is verschoven naar de borst. Het neurale kanaal is aan beide zijden nog open. De hechtsteel en de dooierzak zijn nog zichtbaar.
Aan het eind van de vierde week, op de 28ste dag (afb. 32 rechts, komt overeen met afb. 31), is de omhulling van het amnion voltooid en is de navelstreng (met daarin bloedvaten, hechtsteel, dooierzak en allantois) zichtbaar. Het hart is gegroeid en nog iets verder gedaald en ligt tegen de navelstreng aan. Het embryo heeft een korte staart gekregen en is ronder geworden. Het hoofd en de staart zijn naar binnen gewikkeld. Het hoofd is groot, die kant ontwikkelt zich sneller. Bij het hoofd zijn plooien verschenen, die ontstaan doordat het neurale kanaal aan de rugkant groeit en het hoofd daardoor naar voren buigt. De eerste boog is de kaakboog, daar groeit de bovenkaak uit. De laatste twee plooien worden kieuwbogen genoemd, naar gelijkenis met de plooien bij vissen. Het begin van een oog en een oor is te zien. De ledematen groeien, van arm en been zijn de aanzetten te zien (zie de volgende pagina).
Afbeelding 32. Links: embryo op dag 24; rechts op dag 28, resp. 2 en 5 mm lang.
Het neurale kanaal ontstaat vanuit het midden en het spijsverteringskanaal vanuit de uiteinden. In het neurale kanaal bevindt zich helder amnionvocht, een vloeistof die druk uitoefent op de wand, in het spijsverteringskanaal bevindt zich troebele dooiervloeistof, die dat niet doet. Het neurale kanaal is een overwegend rechte buis, het spijsverteringskanaal is een buis die gaat in- en uitwikkelen (de darmen). Het neurale kanaal bestaat uit ectoderm, het spijsverteringskanaal uit entoderm. Ectoderm komt vanaf de rugzijde, die de antipathiekant kan worden genoemd (denk aan: iemand de rug toekeren). Entoderm komt van de buikzijde, de sympathiekant van ons lichaam. Met ectoderm grenzen we onszelf af en scheppen we afstand (waarnemen), met entoderm scheppen we verbinding (vertering van voedsel).
neurale kanaal | spijsverteringskanaal | |
ontstaan vanuit | het midden | de uiteinden |
vloeistof | heldere, amnionvloeistof, op spanning | troebele dooierzakvloeistof, niet op spanning |
weefsel | ectoderm | entoderm |
vorm | recht | kronkelig |
rugkant = antipathiekant | buikkant = sympathiekant |
Tabel 4. Verschillen tussen neurale kanaal en spijsverteringskanaal
De processen van de derde week hebben het embryo inhoud gegeven, maar de kiemschijf is nog niet afgegrensd. De kiemschijf loopt door in de omhullende weefsels van amnion, dooierzak en chorion. Door de omstulpende beweging van het amnion wordt het embryo gescheiden van de overige weefsels en emancipeert het embryo zich. Het duurt nog lang voor het embryo zelfstandig is, maar het begin is er nu het lichaam een eerste vorm heeft en via een navelstreng is verbonden met de voedende weefsels in de periferie. Steiner noemde dit stadium de “Paradijsmens”, waarmee hij wilde aangeven dat dit de eerste afzondering is van de omgeving.
Er is nu een driedimensionaal, afzonderlijk lichaam, dat inhoud heeft, ontstaan. Het lichaam kromt zich en is op een centrum gericht (afb. 32). Hartmann geeft hieraan de naam “dier-mens”.
De omhullende beweging van het amnion resulteert erin dat wat eerst aan de rugzijde lag nu de buitenkant vormt en dat wat aan de buikzijde lag nu binnenin ligt. Het is een gebaar alsof men inwikkelt.
De navelstreng zit aan de buik van het embryo. Het begon met de hechtsteel aan de rugkant, die zich naar de stuit verplaatste en nu doorschuift naar de buik. De voeding kwam in het stadium van de “plant-mens” van achteren (was onbewust) en komt bij de “dier-mens” van voren (dan kun je ertegenover staan, het wordt bewust).
Afbeelding 33. De dier-mens (ontleend aan van der Wal, naar Hartmann)
Aangegeven is dat het dier een afgerond organisme is met inhoud. Het is naar binnen op een centrum gericht.
Afbeelding 28. Rugaanzicht en lengte- en dwarsdoorsnede door een embryo van 22 dagen
Het amnion groeit en stulpt in de lengte en aan de zijkanten om het embryo heen, waarbij het hart naar binnen wordt geschoven. Het embryo is vlak.
Afbeelding 29. Zijaanzicht en lengte- en dwarsdoorsnede door een embryo van 24 dagen
De omstulping door het amnion van het embryo is verder dan in afb. 28. Het hart ligt niet meer craniaal van het mond-membraan, maar meer naar binnen. Het embryo is gekromd. De mond- en cloaca-membraan zijn zichtbaar als plekken waar geen mesoderm tussen het ecto- en het entoderm aanwezig is.
Afbeelding 30. Zijaanzicht en lengte- en dwarsdoorsnede van een embryo van 26 dagen
Het hart is verder naar binnen geduwd en ligt ongeveer op zijn definitieve plaats. Doordat het amnion om het embryo heen gaat liggen, wordt het entoderm naar het midden gevouwen en ontstaat er een buis, het spijsverteringskanaal. Zie ook de volgende afbeelding. Op de dwarsdoorsnede is te zien dat er een deel van de chorionholte in het lichaam is opgenomen als intra-embryonaal coeloom.
Afbeelding 31. Zijaanzicht en lengte- en dwarsdoorsnede van een embryo van 28 dagen
Het embryo is bijna geheel door het amnion omgeven. Het spijsverteringskanaal is ontstaan. De navelstreng is zichtbaar. Daarin liggen de hechtsteel, de dooierzak en de allantois. Het embryo ligt in de amnionholte, die weer in de chorionholte ligt.