Wat is het moeilijkste van alles?
Dat wat het makkelijkste lijkt:
Te kunnen begrijpen
wat je met de ogen ziet.
J. W. Goethe
Wanneer een bioloog, een bosbouwer, een kunstschilder en een architect een bosrand naderen, dan nemen ze allen iets anders waar. De bioloog ziet de soorten bomen en daar misschien allerlei bijzonderheden van. De bosbouwer ziet ook de soorten, maar ook de vorm van de stam en kuubs hout. De schilder ziet de vele schakeringen van het groen, bruin en grijs en de architect let misschien op de verhouding van lengte, dikte en breedte. Ze zien dus hetzelfde object, maar kijken vanuit een andere interesse en vanuit andere begrippen naar het bos. Als ze thuis zijn zullen ze er op een verschillende manier over vertellen. De bioloog zal vertellen over de prachtige essen en de bosbouwer vertelt erover wanneer het bos kaprijp is en wat het zal opbrengen. Terwijl de schilder en de architect de vraag welke boomsoorten er stonden, misschien niet kunnen beantwoorden.
De waarnemingen van iedereen zijn anders, omdat ze worden bepaald door de persoonlijke interesse en begrippen die iemand heeft gevormd. Het gevolg hiervan is dat iedereen de omgeving anders waarneemt en logischerwijze dus in een andere wereld leeft, namelijk in een wereld die wordt bepaald door de interesse die hij heeft en de begrippen die hij kent en die hij zelf heeft gevuld met waarnemingen. Terwijl de een in een vogelrijke stad kan leven, zal de ander op de vraag of er veel vogels in zijn stad leven, zeggen: “Geen idee, ik denk niet”. Bekend is bijvoorbeeld ook dat mensen die een krant lezen die veel schrijft over criminaliteit de wereld gevaarlijker beleven dan mensen die een andere krant lezen.
Bekend is ook dat verschillende mensen een ongeluk anders beschrijven. Iedereen heeft iets anders waargenomen. Ze beschrijven dingen waar die zijn gebeurd, maar vullen dingen in die hen zijn ontgaan aan zonder dat ze er erg in hebben. Ze verzinnen die onbewust, maar menen ze wel te hebben waargenomen.
Het eigen aandeel in de waarneming bestaat uit:
Waarnemingen zijn persoonsgebonden, dus subjectief. Je zou er rekening mee moeten houden dat iedereen de wereld op een andere manier waarneemt. Wanneer je met iemand praat, zou je het er eerst over moeten hebben waar zijn interesse naar uit gaat en welke begrippen hij heeft en wat hij daaronder verstaat. Daar staat tegenover dat je het beleeft alsof iedereen wel in dezelfde wereld leeft.
Iedereen zijn eigen bos?
Kijk naar een boom, een plant of een dier. Wat neem je waar? Welk begrip heb je waargenomen? Welke rol speelde je interesse bij de waarneming?
Ga bij anderen na of er andere begrippen zijn die je ook kunt gebruiken.
Luister naar korte beschrijvingen van meerdere personen van een complexe gebeurtenis en analyseer die in begrippen. Ga na welke vragen zij hadden.
Maak met een groepje een wandeling of ga naar een groep dieren in een stal of in een dierentuin kijken.
Bespreek met elkaar wat je hebt gezien. Ga na of iedereen hetzelfde heeft gezien of dat sommigen iets anders hebben gezien. Bespreek vanuit welke vragen en met welke begrippen iedereen heeft waargenomen. Ga daarna nogmaals kijken.