Kijkt men eens naar de vertering van de koe.
Dat is mooi,
Dat is geweldig,
Dat is iets ongelofelijk geestelijks.
Rudolf Steiner
Herkauwers vormen een grote groep dieren met veel variatie. Kenmerkend zijn het lange spijsverteringskanaal met vier magen en het eten van energiearm celwandrijk plantaardig voedsel. De meeste soorten hebben hoorns of een gewei. Toch zijn er twee groepen die zowel geen vier magen hebben als geen hoorns of gewei, namelijk de kamelen en de dwergherten.
De groep van de kamelen bestaat uit de Aziatische kameel, de Afrikaanse dromedaris en uit de lama, alpaca, guanaco en vicuña uit Zuid-Amerika. Dwergherten (bestaande uit een aantal kantjils en dwergherten) zijn geen echte herten. Ze zijn klein en lijken er een beetje op, wat de naam verklaart. Hun inheemse naam betekent “hert en varken”. Ze lijken tussen de varkens en herten in te staan. Zo zijn er weer drie groepen: kamelen, dwergherten en hoorn- en geweidragers.
Op deze pagina zullen alleen de kamelen en de dwergherten worden besproken. Over de hoorn- en geweidragers is op de vorige pagina's al geschreven.
Alle soorten leven in een droge woestijnachtige of bergachtige omgeving. Kameel, dromedaris en lama worden net als paarden als rijdier gebruikt en om lasten te dragen. De alpaca wordt voor de wol gehouden en dromedaris en kameel zijn ook leveranciers van melk en vlees.
Een kameel is bijzonder geschikt om in droge gebieden te leven. Hij kan zijn lichaamstemperatuur 6 graden laten fluctueren (van 34 - 40 graden), heeft droge uitwerpselen, produceert weinig urine, bevochtigt in zijn neusholte ingeademde lucht en onttrekt het vocht er weer aan bij het uitademen. Ze kunnen, als ze niet werken, tot 10 maanden zonder water en kunnen in een keer tot 130 liter water drinken. Door hun vetbulten kunnen ze lange tijd zonder voedsel.
De meeste soorten zijn solitair en de kleinere Aziatische soorten bewonen rotsig bosterrein. Het grootste dier, het Afrikaanse waterdwerghert, zoekt het water op. Hij is een goede zwemmer en kan onder water duiken. Ze leiden een verborgen bestaan en zijn schuw en actief in de nacht. Ze zijn vechtlustig en makkelijk verstoord en springen snel weg bij naderend onheil. Ze gaan liggen als varkens.
Kameelachtigen zijn gemiddeld tot grote dieren met een lange, slanke nek. De achterpoten zijn alleen bovenaan met het lichaam verbonden (bij de overige herkauwers is er ook een verbinding vanaf de knie). Daarom gaan kamelen eerst op hun knieën liggen, als ze gaan liggen.
Ze hebben twee hoeven. Het lichaamsgewicht rust er niet op, maar rust op de eeltkussens van de twee voorste teenkootjes. Alleen de voorzijden van de hoeven raken de grond. De dieren worden daarom ook wel telgangers genoemd. De poten zijn lang. Ze lopen met een kalme pas.
De hals is lang en gestrekt bij de Zuid-Amerikaanse soorten en gebogen bij de twee grote soorten. De vicuña loopt met vooruitgestrekte hals. De hals van de kameel zit laag aan de romp en zakt diep naar beneden, bij de dromedaris is de hals ook gebogen, maar meer naar boven gericht.
De vicuña is met 50 kg de kleinste soort. Het achterlichaam is hoger gebouwd dan de voorkant. Aan de onderkant van de lange hals hangt wit haar. De kop is sprekend getekend, de grote ogen en oren zijn opvallend. De alpaca stamt van dit dier af en is een stuk zwaarder.
Guanaco (110 kg), lama en alpaca zijn nauw verwant. De hals is korter. De grootste hoogte ligt midden op het lichaam. De lama stamt van de guanaco af.
Dromedaris en kameel zijn even zwaar (500 kg) en even groot. De dromedaris oogt slanker en de kop steekt boven de bult uit. De kameel toont massiever met zijn twee vetbulten. De kop steekt niet boven de bulten uit en de hals toont zwaar door de lange manen die eraan hangen. De grote kamelen slaan het reservevoedsel in de bulten op, op een plek die een beetje buiten het lichaam valt. Ze lijken hiermee wel op knaagdieren, die hun reservevoedsel buiten het lichaam opslaan en soms tijdelijk in de bek zoals de hamster.
Dwergherten zijn kleine, 50 tot 70 cm lange en 2 tot 13 kg zware dieren. Het lichaam is gedrongen met een ronde rug en is ietwat plomp gebouwd. De kop bevindt zich iets hoger dan de ruglijn en het achterlichaam is iets hoger gebouwd. Ze hebben geen hoorns of een gewei. Ze hebben korte, dunne poten en zijn niet behendig. Aan de poten zitten twee hoofd- en twee kleinere nevenhoeven.
De vicuña heeft een lichtbruine tot rossige vacht, die aan de onderkant wit is. Dat geldt ook voor de guanaco. Alpaca en lama zijn egaal gekleurd en kunnen verschillende kleuren hebben van wit tot bruin. Kameel en dromedaris zijn egaal donker gekleurd.
Sommige dwergherten zijn gevlekt tot gestreept. Andere hebben een bruine vacht.
De vicuña eet kort gras, de guanaco is een blad- en graseter, de kameel eet droge vegetatie, doorns en zoutplanten. Ze selecteren hun voedsel zodat ze relatief hoogwaardig en vezelarme bladeren eten.
Dwergherten eten voornamelijk afgevallen fruit en bladeren, maar ze eten ook insecten, krabben, vis, kleine gewervelden en aas.
Kamelenhebben meerdere magen, die minder goed zijn ontwikkeld dan bij de hoorn- en geweidragers. De pens is een eenvoudige ruimte zonder onderverdelingen. De boek- en lebmaag lopen in elkaar over. De dikke darm is een van de langste onder hoefdieren en complex gebouwd. Het spijsverteringskanaal van dromedaris en kameel is resp. 12 en 15 x de lichaamslengte (bij het rund is dat 30 x).
Dwergherten herkauwen. Van de vier magen is de boekmaag klein en nauwelijks ontwikkeld. De blinde darm ontbreekt bij het waterdwerghert. Dunne en dikke darm van de Javaanse kantjil zijn 3,20 m lang en de blinde darm is groot. Geschat is het spijsverteringskanaal dan 4 m, dwz. 8 x de lichaamslengte.
Kameelachtigen hebben grote snijtanden in de onderkaak en rudimentaire tanden in de bovenkaak. De snijtanden zijn geplaatst zoals bij een paard. Bij de vicuña groeien de snijtanden door en zijn ze zelfs knaagdierachtig. De buitenste snijtanden zijn hoektandachtig en ook de voorste kiezen zijn hoektandachtig. De hoektanden zijn aanwezig. Tussen de voorste kiezen en de echte kiezen is een diastema. De guanaco heeft slagtandachtige hoektanden en gekromde snijtanden.
Bij de dwergherten ontbreken de bovenste snijtanden en de onderste hoektanden lijken op snijtanden, de voorkiezen hebben scherpe kronen. Beide geslachten hebben hoektanden in de bovenkaak. Die van mannetjes zijn lang en scherp en steken naar buiten.
De kop van een kameel met gespleten bovenlip Een kantjil met scherpe, uitstekende hoektand
De vicuña heeft grote ogen en oren, het zien is beter ontwikkeld dan het gehoor. Bij de guanaco is het gehoor beter dan het zien. De sierlijke vicuña en guanaco zijn open voor de wereld. Wanneer een kudde lama's of alpaca's, die op een weiland grazen, wordt gepasseerd, dan valt op dat de dieren de passant de gehele tijd volgen. De kameel maakt een ingekeerde, bijna hooghartige indruk.
Dwergherten hebben grote ogen en ruiken en horen goed.
Karakteristiek
Kamelen en dwergherten herkauwen, maar hebben een onvolledig gespecialiseerd spijsverteringskanaal. Bij hen ontbreken ook hoorns of een gewei.
Kamelen hebben lange poten en een lange nek en lopen op eeltkussens. Het zijn bij uitstek dieren die lang kunnen lopen onder slechte omstandigheden. Ze zijn om deze eigenschappen gedomesticeerd.
Bij de vicuña vallen de hoog gedragen kop, de wakkere blik, de knaagdierachtige snijtanden, het hogere achterlichaam, de sprekende kleuren en witte onderkant op. De guanaco is groter, heeft eveneens een lichte onderzijde en een rossig-bruin vel en een gebit met de slagtandachtige hoektanden. De dromedaris en de kameel zijn zwaar en groot. De kameel toont zwaarder en heeft de kop lager. Door de manen gaat de nadruk liggen op de voorkant van het lichaam.
Dwergherten zijn kleine, schuwe dieren, met een gedrongen lichaam. Sommige soorten hebben vlekken en strepen op hun vel. Er zijn scherpe hoektanden en de voorste kiezen zijn scherp. Ze eten vruchten en wortels en kleine dieren. Ze gaan liggen als varkens.
Binnen de kamelen is:
kenmerk | kameelachtigen | dwergherten | hoorn- en geweidragers |
gebit | snijtanden paardachtig | grote hoektanden, scherpe voorste kiezen | nadruk op kiezen |
voedsel | gras, blad, dor materiaal | plantaardig, ook dierlijk | plantaardig |
spijsvertering | boek- en lebmaag gaan in elkaar over | boekmaag klein of ontbreekt | alle vier magen goed ontwikkeld |
gebruik/gedrag | rijdieren, actief | geen, schuw | vlees, melkdieren |
lichaam | lange poten en lange hals | gedrongen, gevlekt | lange poten, korte hals |
poten | 2 hoeven, eeltkussens | 2 hoeven + 2 bijhoeven | 2 hoeven |
conclusie | zenuw-zintuigdieren | hart-longdieren | stofwisseling- ledematendieren |
Kenmerken van herkauwers
Een vicuña: achteraan hoger en een lange nek
Dromedaris met kalf
Een caravaan dromedarissen in de woestijn
Het gevlekte waterdwerghert
De Javaanse kleine kantjil
De magen van: a kameel; b dwerghert; c hoorn- en geweidragers (S = slokdarm, P = pens, N = netmaag, B = Boekmaag, L = lebmaag, D = twaalfvingerige darm; overgenomen uit Schad)
Een guanaco
Grote kantjil
Een groep vicuña's
De poot van een kameel met de twee hoeven, op de grond rusten de eeltkussens
Een kameel: lange, gebogen nek
Een alpaca: lange nek